De gesubsidieerde vrije basisschool “De Omnibus” (Tielen)

Waarom werd deze school weerhouden?

Uit het verslag van de jury citeren wij enkele passages.

Opvallend bij het bezoek was het enthousiasme en de warmte waarmee alle betrokkenen over de school en vooral over alle kinderen en over een totaal-aanpak vertelden/getuigden en niet specifiek over kinderen met specifieke onderwijsbehoeften. Niet voor niets was de slogan aan de schoolpoort “Tielen got talent”! Voor hen was de uitdaging van het M-decreet een prikkel geweest om de werking te optimaliseren en vanuit dat perspectief te beschrijven. In de uitgeschreven zorgvisie lezen we: “Zorg komt niet naast het leren en leven in de school maar is een vast onderdeel van elke les, van elk moment van ieder kind op school. Het gaat om een manier van onderwijzen en respectvol omgaan met elkaar. Er wordt voortdurend gezocht naar het verbeteren van onze leerkrachtenstijl en naar acties die tegemoet komen aan de onderwijsnoden van elke leerling. Zo voorkomen we problemen en/of pakken we ze aan.” Voor hen was de zorgpiramide een uitdaging om uit te werken hoe ze elke fase goed vorm konden geven. Daartoe volgden ze specifieke vorming (Eureka, Thomas More hogeschool, onderwijswerking intercommunale) en gingen op bezoek in een aantal scholen (oa. Daltonschool in Limburg en een basisschool in de buurt van Turnhout).

Door de aard en grootte van de leerlingenpopulatie beschikt de school niet over extra zorguren waardoor “we voor alles zelf moeten zorgen”. Dat was de uitdaging om de kerngedachte van de zorgvisie: “zoveel mogelijk kinderen zoveel mogelijk bijbrengen op alle gebieden van hun ontwikkeling” om te zetten in een andere aanpak. De ‘klassieke’ schoolorganisatie werd doorbroken door het opheffen van schotten tussen parallelklassen en zo kwam een dynamiek op gang die ten goede komt aan alle leerlingen, ook aan leerlingen met leerproblemen. Concreet werken dan 2 fulltime leerkrachten met de populatie uit het vierde leerjaar. Er worden (wisselende) heterogene groepjes gevormd die drie dagen per week tijdens de voormiddag in hoeken werken, verspreid over twee klaslokalen (2 x taal, 2 x rekenen, muzische vorming, wereldoriëntatie, spelling, vrije keuze). De school kocht ook laptops aan waardoor het mogelijk is kinderen ook zelfstandig te laten werken in de groepjes. Voor de speeltijd werken de leerlingen in 4 hoeken, na de speeltijd in vier andere hoeken (taal en/of rekenen). De dag begint met een gezamenlijk instructiemoment (30 min.) waarbij één leerkracht (volgens een beurtsysteem) instructie geeft (=nieuwe leerstof) en uitleg geeft bij het hoekenwerk. De collega doet op dat ogenblik aan remediëring of pre-teaching met de leerlingen met extra zorgbehoeften.

Op deze wijze wordt niet alleen concreet vorm gegeven aan teamteaching (‘co-teachen’, zoals de juffen het noemen) maar concentratie en taakspanning bij leerlingen is veel beter geworden. Kinderen leren veel zelfstandiger werken (werkhouding is een specifiek aandachtspunt!), leren elkaar goed helpen in verschillende groepen (met heterogeniteit qua samenstelling) en krijgen directe feedback en bijsturing waar nodig. De betrokken leerkrachten verkrijgen door deze wijze van werken goed zicht op de ontwikkeling van alle leerlingen en dit op alle domeinen. Dit maakt dat ze ook samen kunnen nadenken over wat leerlingen kan helpen om nog (tot beter leren te komen. Bij zorgnoden kunnen de juffen klasoverschrijdend ‘problemen clusteren’ en samen zoeken naar een efficiënte aanpak. Remediëring gebeurt immers ook door beide leerkrachten.

Termen als basiszorg, verhoogde zorg, zorguitbreiding zijn op de school geen holle woorden maar hebben ten volle betekenis gekregen in de concrete werking. Een goed zorgbeleid begint immers in de klas, voor alle leerlingen. Een veilig klasklimaat (welbevinden van leerlingen), een goede werkhouding (inclusief zelfevaluatievermogen), een krachtige onderwijsleeromgeving. Leerkrachten werken preventief (“pre-teacing” genoemd), nemen initiatieven zoals extra instructie en differentiërende maatregelen om leerproblemen te voorkomen. Bij dit alles wordt gebruik gemaakt van een leerlingvolgsysteem
Indien de leerkracht ondervindt dat het leren van de (individuele) leerling, ondanks de basiszorg (= fase O), onvoldoende ontwikkelt, dan overlegt ze met het zorgteam (leerkrachten en zorgcoördinator; schakel naar verhoogde zorg = fase 1). Samen observeren en analyseren ze de onderwijsbehoeften van leerlingen.

Bij “uitbreiding van zorg” (= fase 2) richt de aandacht zich op specifieke onderwijsnoden. Op regelmatige basis (minstens 3 x per jaar) komt het multidisciplinair team (klasleerkracht, CLB-medewerker, directeur, zorgcoördinator en eventueel buitenschoolse begeleiders en/of ouders) bijeen en wordt een individueel handelingsplan opgemaakt. Dit wordt expliciet met leerling en ouders doorgenomen.
Zo worden in de voormelde leerlingengroep enkele kinderen met dyslexie en dyscalculie begeleid, met succes zo blijkt. De school heeft ook bijzondere aandacht voor sociaal-emotionele problemen. Vooral de zorgjuf heeft zich gespecialiseerd in gesprekken met kinderen die sociaal-emotionele problemen hebben.

Het is duidelijk dat in de school een duidelijke visie op zorg aanwezig is die expliciet in de onderwijspraktijk wordt omgezet. Ook de professionaliseringsinitiatieven (zowel intern onder vorm van hospiteerbeurten) als extern (deelname aan nascholingsinitiatieven) wijzen in die richting. Vanuit de startsituatie – de leerkrachten van de vierde klas – groeide en groeit als het ware een ‘olievlek’ naar de andere teamleden.